Pel de garnalen en bewaar de koppen en schillen. Leg de mosselen met een scheutje water en wat citroen in een pan met deksel, stoom ze tot ze opengaan, gooi gesloten mosselen weg en bewaar het gezeefde vocht.
Verhit de paellapan op middelhoog vuur met een scheut extra vierge olijfolie. Bak de garnalenkoppen en -schillen totdat ze kleur en vocht afgeven. Haal ze eruit en gooi ze weg.
Voeg de gesnipperde ui en de rode paprika toe en bak op laag vuur 8–10 minuten tot ze zacht en glazig zijn.
Voeg de fijngehakte knoflook toe en bak nog 1 minuut zonder te laten kleuren.
Voeg de geraspte tomaten (of uit blik) toe en laat 5–7 minuten sudderen tot het mengsel indikt.
Strooi de zoete paprikapoeder (pimentón dulce) erover en roer kort door zodat het niet verbrandt.
Voeg de inktvisringen toe en bak 5 minuten tot ze net van kleur veranderen.
Voeg de paellarijst toe en rooster 2–3 minuten terwijl je roert zodat elk korreltje bedekt wordt met olie.
Giet de hete visbouillon en het gezeefde mosselenvocht erbij en voeg de geweekte saffraandraadjes toe. Verdeel de rijst gelijkmatig en breng op smaak met zout.
Zet het vuur middelhoog en laat 10 minuten zachtjes koken zonder te roeren, zodat zich een krokant korstje (socarrat) vormt.
Zet het vuur laag, leg de gepelde garnalen en geopende mosselen op de rijst en laat nog 8–10 minuten sudderen tot de vloeistof is opgenomen en de rijst gaar is.
Verhoog in de laatste minuut het vuur tot hoog totdat je een zacht knisperend geluid hoort. Haal dan de pan van het vuur.
Dek de pan af met een schone theedoek of aluminiumfolie en laat 5–10 minuten rusten.
Serveer direct uit de paellapan met partjes citroen.