Maak de verse inktvis schoon: verwijder de doorzichtige pen, de ingewanden, de bek en de ogen. Spoel onder koud stromend water. Snijd het lijf in ringen van circa 1 cm dik en laat de tentakels heel of halveer ze, afhankelijk van hun grootte. Dep alle stukken goed droog met keukenpapier.
Doe de tarwebloem in een diep bord of in een plastic zak. Voeg de droge inktvis toe en hussel of schud zodat alle stukjes licht bedekt zijn met bloem. Schud overtollige bloem eraf.
Verhit de olijfolie in een diepe pan of frituurpan tot 170–180 °C. Test de temperatuur door een stukje inktvis in de olie te laten vallen; er moeten direct belletjes ontstaan.
Frituur de inktvis in kleine porties 1–2 minuten per portie, tot de ringen goudbruin en krokant zijn.
Haal de inktvis met een schuimspaan uit de olie, laat uitlekken op keukenpapier en bestrooi direct met zout naar smaak.
Serveer de inktvisringen heet, met partjes citroen om erover uit te knijpen.